Het boek Openbaring is grotendeels geschreven zoals Jezus ook sprak tot de grote menigten, waarover we lezen in Matth.
13:10-13: “En de discipelen kwamen en zeiden tot Hem: Waarom spreekt Gij tot hen in gelijkenissen? Hij
antwoordde hun en zeide: Omdat het u gegeven is de geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen te kennen, maar hun
is dat niet gegeven. Want wie heeft, hem zal gegeven worden en hij zal overvloedig hebben; maar wie niet heeft, ook
wat hij heeft, zal hem ontnomen worden. Daarom spreek Ik tot hen in gelijkenissen, omdat zij ziende niet zien en
horende niet horen of begrijpen.”
Aan Daniël wordt in Dan. 12:8-9 verteld dat wat hij had gehoord niet voor iedereen toegankelijk
is: “Ik nu hoorde het wel, maar begreep het niet en zeide: Mijn heer, waarop zullen deze dingen uitlopen? Doch
hij zeide: Ga heen, Daniël, want deze dingen blijven verborgen en verzegeld tot de eindtijd.” Ook
de gebeurtenissen die in Openbaring worden beschreven zijn in gelijkenissen en beelden weergegeven en beschrijven grotendeels
wat er in de geestelijke wereld gaande is. Alleen de Heilige Geest kan ons het inzicht daarin geven en de betekenis
ervan. Hele volksstammen hebben het echter op eigen houtje geprobeerd, zoals de engel al voorzegde in Dan.
12:4: “Maar gij, Daniël, houd de woorden verborgen, en verzegel het boek tot de eindtijd; velen
zullen onderzoek doen, en de kennis zal vermeerderen.” De juiste kennis zal er dus niet ineens zijn
maar de puzzelstukjes zullen één voor één op hun plaats vallen.
Daarom ben ik mij ervan bewust dat ook de uitleg op deze pagina nog puzzelstukjes mist maar de grote lijnen zijn
ondertussen al wel getrokken.
De vele mensen die Jezus aanhoorden maar niet werkelijk waren toegewijd kregen de geheimenissen van het Koninkrijk Gods niet te horen en net zomin de schriftgeleerden, theologen en “profeten” die meenden dat zij de wijsheid in bezit hadden. Ik heb ondertussen diverse uitleggingen onder ogen gehad van fantasten die meenden te weten waar de eindtijd over gaat maar hun ongeestelijke geleuter kwam er hoofdzakelijk op neer dat wat Daniël en Johannes allemaal beschrijven zich uitsluitend in de natuurlijke wereld afspeelt, inclusief (de ondertussen alweer verouderde) Poseidon raketten die vanuit de zee zouden moeten worden afgeschoten, zoals ik dat in een boek van Hal Lindsey tegenkwam. Deze eindtijdprofeet heeft overigens, net als een aantal van zijn al net zo gevaarlijke soortgenoten, meerdere voorspellingen gedaan waarvan achteraf bleek dat ze uit een hele dikke duim gezogen waren. In Deut. 18:22 rekent de bijbel hardhandig af met dergelijke valse profeten: “Als een profeet spreekt in de naam des Heren en zijn woord wordt niet vervuld en komt niet uit dan is dit een woord, dat de Here niet gesproken heeft; in overmoed heeft de profeet het gesproken, gij zult voor hem niet vrezen”. Precies! Want als er iets is dat de vaak bloedstollende “voorspellingen” van dit soort zwamneuzen tot gevolg hebben dan is dat een knagend angstgevoel of op zijn minst een voortdurende ongerustheid. En dat is niet Gods wil. Vandaar dat we kunnen lezen in Rom. 8:15: “Want gij hebt niet ontvangen een geest van slavernij om opnieuw te vrezen, maar gij hebt ontvangen de Geest van het zoonschap, door welke wij roepen: Abba, Vader”.
Al deze valse profetieën leiden verder de aandacht af van wat er in de geestelijke wereld gaande is. Wij hebben
namelijk te strijden tegen de geestelijke overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen
de boze geesten in de hemelse gewesten (Efeze 6:12). Het is dan ook deze strijd die wordt beschreven
in Daniël en in Openbaring. Vanuit die geestelijke wereld wordt alles dat zich in de natuurlijke wereld afspeelt
bestuurd en beïnvloed. Zolang de satan het voor elkaar krijgt om de aandacht van kinderen Gods daarvan af te houden
en hij hen een moeras in kan sturen door boeken zoals die van de al genoemde Hal Lindsey, en van andere eindtijdproleten,
is hij dik tevreden. Het blijft me desondanks verbazen dat massa's kinderen Gods de boodschap van het evangelie zo makkelijk
negeren en zich door allerlei wilde theorieën laten meeslepen. Dramatisch is dat zelfs. En verbazingwekkend, zodat
de apostel Paulus al moest schrijven in Gal. 1:6-7: “Het verbaast mij, dat gij u zo makkelijk
van degene, die u door de genade van Christus geroepen heeft, laat afbrengen tot een ander evangelie, en dat is geen
evangelie. Er zijn echter sommigen, die u in verwarring brengen en het evangelie van Christus willen verdraaien”.
Die sommigen zijn ondertussen uitgegroeid tot een heel leger van misleiders en evangelievervalsers. Dat heeft
de stortvloed aan boeken over de eindtijd van al die “eindtijdprofeten” nu wel overtuigend bewezen.
Uiteraard doel ik hierbij niet op de weinige schrijvers die een beter geestelijk inzicht hebben/hadden omdat zij oprecht
bezig waren en zich niet met misleiding bezighielden. De grote bulk echter van al die (vaak bespottelijke) eindtijdscenario's
zijn voortgekomen uit bedrog, uit misleiding, uit sensatiezucht of uit financieel gewin. Denk bij dat laatste maar aan
de populaire, religieuze “eindtijd thrillers” waarvoor men ondertussen “een gat in de markt”
heeft ontdekt.
Een vraag die mij (en anderen) lang heeft beziggehouden is: “Waarom vindt er in de eindtijd zo
veel strijd, lijden en vervolging plaats? Had dat nou niet anders gekund?” Het antwoord is nee, en daar is een
reden voor. De zonde is namelijk door de ongehoorzaamheid van de mens in de wereld gekomen waardoor de satan de overste
van deze wereld kon worden. Daarom is het Gods plan om de satan ook via de mens (onder aanvoering van Jezus zelf) weer
uit de schepping te verdrijven en te straffen. Om de mens (een beperkt aantal daarvan) daar op voor te bereiden is de
enige weg daartoe de weg van het discipelschap. En die weg is onvermijdelijk met strijd en lijden verbonden. Daarom
zei Jezus tegen Zijn eerste discipelen in Joh. 15:20a: “Gedenkt het woord, dat Ik tot
u gesproken heb: Een slaaf staat niet boven zijn heer. Indien zij Mij vervolgd hebben, zij zullen ook u vervolgen.”
Het is dus deze strijd die in Daniël maar vooral in Openbaring wordt beschreven.
Zodra we ons gaan verdiepen in de eindtijd kunnen we niet om de bijbelboeken Daniël en Openbaring heen. De visioenen die Daniël ontving en de openbaringen van Johannes beschrijven vanzelfsprekend dezelfde periode in de wereldgeschiedenis. En toch komen ze ogenschijnlijk niet altijd met elkaar overeen. In Daniël 7 zien we bijvoorbeeld vier dieren uit de zee opkomen terwijl Johannes er in Openb. 13 maar één uit de zee ziet opkomen. De andere drie beschrijft Johannes overigens in Openb. 6:3-8, namelijk: de ruiter op het rode paard, de ruiter op het zwarte paard en de ruiter op het vale paard. De betreffende tekstgedeelten zijn:
Hele legers eindtijdprofeten meenden zich al over deze visioenen te moeten buigen zodat ik al diverse uitleggingen
heb kunnen lezen van de aard van deze dieren en van de beschrijving die de profeet Daniël en de apostel Johannes
gaven. Vrijwel altijd komen die neer op een (opvallend voorspelbaar) verhaal waarin atoomwapens, wereldoorlogen,
natuurrampen en meer van dergelijk onheil rijkelijk over ons wordt uitgestort. Dit soort gebeurtenissen zijn natuurlijk
niet uit te sluiten maar wat al deze zwamverhalen in ieder geval laten zien is dat ze slechts natuurlijk gericht zijn
en geen aandacht schenken aan het feit dat alles dat zich in de zichtbare wereld afspeelt zijn oorsprong heeft in en
bestuurd wordt vanuit de geestelijke wereld.
In tegenstelling tot wat ik aanvankelijk nog dacht is er wel degelijk een overeenkomst tussen Daniël 7 en de uitleg van Nebukadnezar's droom in Daniël 2, waarin
sprake is van achtereenvolgende aardse koninkrijken. Die droom ging over een groot beeld, waarvan we lezen in
Daniël 2:32-33: “Het hoofd van dat beeld was van gedegen goud, zijn borst en armen
waren van zilver, zijn buik en lendenen van koper, Zijn benen van ijzer, zijn voeten deels van ijzer deels van
leem”. Dit beeld stelde vier achtereenvolgende koninkrijken voor: het Babylonische rijk, het rijk van de Meden en
de Perzen, het Griekse rijk en het Romeinse rijk. Deze allen werden in de droom uiteindelijk door een losgeraakte steen
verbrijzeld. Die steen stelt het Koninkrijk van Jezus Christus voor en de boodschap voor Nebukadnezar was dan ook dat
aan alle aardse koninkrijken een einde zal komen en dat alleen dat eeuwige Koninkrijk zal blijven bestaan. Het ligt
voor de hand dat de heidense koning Nebukadnezar Daniël's uitleg over de ondergang van deze aardse koninkrijken
nog wel vatten kon. Maar een uitleg ervan betreffende de eindtijd die bovendien in beelden en gelijkenissen is verpakt
was beslist een straat te ver voor deze heiden. Toch is dat de betekenis van zijn droom die voor ons is vastgelegd.
Opvallend in deze droom is verder dat het Romeinse rijk het laatste in de serie van vier is terwijl ondertussen ook dit
Romeinse rijk allang geschiedenis lijkt te zijn. Alsof de vernietiging ervan al achter ons zou liggen. Dat is echter
niet het geval. Dit Romeinse rijk bestaat ook in deze eindtijd nog steeds. Het heeft slechts (beginnend rond de
regeringsperiode van keizer Constantijn) een andere gedaante aangenomen en in die gedaante (het Vaticaan) bezit het al
eeuwenlang een nog steeds groeiende wereldheerschappij!! Vandaar dat in Daniël 2:34 de
losgeraakte steen uitgerekend de voeten van ijzer en leem (= een kunstmatige en dus kwetsbare eenheid) verbrijzelde.
Dit is namelijk iets dat in de eindtijd zal plaatsvinden en daarmee is dit, door voeten van ijzer en leem voorgestelde,
Romeinse rijk in Nebukadnezar's droom de enige nog bestaande link met de huidige eindtijd.
De visioenen die de profeet Daniël in Daniël 7 te zien kreeg vormen een
aanvulling op Nebukadnezar's droom in Daniël 2. In Daniël 7
zijn het vier dieren die uit de zee (= het religieuze leven van de heidenen) opkomen. In Daniël
2 worden hun koninkrijken in de droom van Nebukadnezar daarentegen voorgesteld als een groot beeld dat uit vier
delen bestaat. Waarvan het gouden hoofd het rijk van Nebukadnezar voorstelde.
We moeten allereerst beseffen dat alles wat in Daniël en Openbaring werd geschreven over deze dieren handelt over
de werkwijzen van de satan en de hulpmiddelen die hij gebruikt om zijn doel te bereiken. Of dat nu koninkrijken zijn,
individuen of wat dan ook, het gaat in de eerste plaats om wat de satan probeert te bereiken. Alle onheil komt dan ook
vanuit de geestelijke wereld op de aarde terecht.
Deze vier dieren zijn, net als de drie ruiters in Openb. 6 en het beest uit de zee in
Openb. 13, vier hele grote demonen, vorsten der duisternis.
Het verschil zit hem echter in de manier waarop zij zichtbaar worden gemaakt. In Daniël 7
gebeurt dat door middel van de koninkrijken die zij dan besturen. Namelijk het Babylonische rijk, het rijk van de Meden
en Perzen, het Griekse rijk en als vierde het Romeinse rijk. De engel die aan Daniël verschijnt in hoofdstuk 10
spreekt in vers 13 zelfs over zijn strijd van eenentwintig dagen met één van hen: de vorst van het koninkrijk
der Perzen. Deze geestelijke grootmacht wilde duidelijk voorkomen dat de voorzeggingen over de eindtijd aan Daniël
bekend zouden worden, maar tevergeefs. Deze grootvorsten werken aan de plannen van de satan. Dat gaat niet zonder een
taakverdeling. Deze zware jongens worden door de satan in de strijd geworpen en hebben ieder een eigen taak. Zo heeft
de satan altijd al gewerkt en dat zal hij voorlopig ook wel blijven doen. Het is namelijk de enige manier om
georganiseerd te kunnen werken. De aard en de taak van deze vier dieren zijn uit hun beschrijving te halen. De eerste
drie door hen bestuurde koninkrijken bestaan alleen nog in de geschiedenisboeken. Het vierde, Romeinse rijk bestaat
daarentegen nog steeds, ook al heeft het een andere vorm aangenomen. Namelijk het Vaticaan, waarin de pauzen de rol van
de Romeinse keizers hebben overgenomen. Wat van de eerste drie rijken echter tot op de huidige dag is gebleven zijn hun
ideologieën en hun religies, geestelijke wapens die door de vorsten van deze rijken tot in de eindtijd
worden gebruikt.
In het Romeinse rijk zijn alle eigenschappen van de vorige rijken aanwezig. Onder andere: de religie van Babylon, het
Mithraïsme van de Meden en Perzen en de occulte "geneeskunde" uit het Griekse rijk.
Wat opvalt is dat in Openbaring de volgorde waarin deze hoofdrolspelers op het toneel
verschijnen overeenkomt met de chronologische volgorde in het boek Daniël. In
Openbaring 6 worden de hoofdrolspelers in de eindtijd van beide tegenover elkaar staande
rijken (het Koninkrijk Gods en het rijk van de satan) voorgesteld. Vandaar dat de drie bovengenoemde ruiters worden
voorafgegaan door de ruiter op het witte paard (Jezus Christus) als vertegenwoordiger van het Koninkrijk Gods.
Het was te verwachten dat hierover diverse uitleggingen zouden ontstaan. De ruiter op het witte paard wordt nogal eens
uitgelegd als de antichrist. Mede omdat deze ruiter in Openb. 6:2 een boog tot wapen
heeft terwijl de ruiter op het witte paard in Openb. 19:15 een scherp zwaard als wapen tot
Zijn beschikking heeft. Echter, een boog is een wapen waarmee de vijand op grote afstand getroffen kan worden, terwijl
twee legers nog tegenover elkaar staan. Het zwaard in Openb. 19:15 is daarentegen een wapen
voor de korte afstand tijdens man tot man gevechten, wanneer voorgoed met de vijand wordt afgerekend. Dat laatste is
nu precies het geval in Openb. 19:15. In Openb. 6:2 wordt Jezus Christus
dan ook als één van de hoofdrolspelers voorgesteld in de strijd tussen beide rijken maar in Openb. 19:15 rijdt Hij aan het hoofd van Zijn leger om voorgoed met het rijk der duisternis af te rekenen.
Mede door de vele TV programma's over het (oude) Egypte heeft vrijwel iedereen wel eens afbeeldingen gezien zoals men
die in Egyptische tempels aantreft. Bijvoorbeeld afbeeldingen van dierfiguren die op een rechtop zittende leeuw met
vleugels lijken en een mensengezicht hebben. Dergelijke figuren zijn in de heidense religies afbeeldingen van goden en
deze goden stelden altijd demonen voor, vaak aangeduid als “mythische” figuren. Dat is echter
misleidend want waar de verering van deze “goden” werkelijk op neer komt liet de apostel Paulus weten in
1 Cor. 10:19-20: “Wat wil ik hiermede dan zeggen? Dat een afgodenoffer iets is, of dat
een afgod iets is? Integendeel, dat hun offeren een offeren is aan boze geesten en niet aan God en ik wil niet,
dat gij in gemeenschap komt met de boze geesten”. Hier werden de Israëlieten ook al op gewezen in het lied
dat Mozes hun moest leren. In Deut. 32:16-17 lezen we daarom: “Zij verwekten Hem tot
naijver door vreemde goden, met gruwelen krenkten zij Hem; Zij offerden aan de boze geesten, die geen goden
zijn, aan goden, die zij niet hebben gekend, nieuwe goden, die kort tevoren opgekomen waren, voor welke uw vaderen niet
gehuiverd hadden”.
Ook de vier dieren die in Daniël 7 worden “afgebeeld” als mythische wezens
stellen demonen voor met elk een speciale taak. De eerste drie hadden een (tijdelijk) aards koninkrijk tot hun
beschikking, maar zijn dus nog steeds actief. Het koninkrijk van het vierde dier bestaat echter nog maar dan wel in een
andere vorm, namelijk het occulte Vaticaan dat zich verschuilt achter de Romeins Katholieke kerk.
Zowel Daniël als Johannes zien het vierde dier uit de zee opkomen. Johannes beschrijft hem in
Openb. 13:1-2: “En ik zag uit de zee een beest opkomen met tien horens en zeven koppen;
en op zijn horens tien kronen en op zijn koppen namen van godslastering. En het beest, dat ik zag, was een luipaard
gelijk, en zijn poten als van een beer en zijn muil als de muil van een leeuw. En de draak gaf hem zijn kracht en zijn
troon en grote macht.” Dit beest heeft de eigenschappen van de eerste drie dieren maar gelijkt vooral op een
luipaard, die het Griekse rijk voorstelt met zijn vier koppen. Ook heeft het de poten van de beer (de Meden en Perzen)
en de muil van de leeuw (Babylonië).
Verder heeft dit dier zeven koppen. Die koppen stellen de geestelijke grootvorsten voor die elk hun eigen
“werkgebied” hebben. Zie de uitleg hierboven. Babylon is de valse kerk van de eindtijd die gebruik maakt
van dit occulte beest, wat in Openb. 17:3-5 wordt uitgebeeld doordat de hoer daar op de rug
van het beest rijdt. Dat zij op de rug van dit beest zit, het berijdt en het dus bestuurt duidt aan dat het beest
(tijdelijk) in haar dienst staat.
We lezen dit in Openb. 17:3-5: “En hij voerde mij in de geest weg naar een woestijn. En
ik zag een vrouw zitten op een scharlakenrood beest, dat vol was van godslasterlijke namen, en het had zeven koppen
en tien horens. En de vrouw was gehuld in purper en scharlaken en rijk versierd met goud, edelgesteente en paarlen,
en zij had in haar hand een gouden beker, vol gruwelen, en de onreinheden van haar hoererij. En op haar voorhoofd was
een naam geschreven, een geheimenis: het grote Babylon, moeder van de hoeren en van de gruwelen der aarde”. Uit
haar (tijdelijke) samenwerking met het occulte (vierde) beest blijkt eens te meer dat deze valse kerk voor 100% is
toegewijd aan de zaak van de satan. Dit Babylon bestaat overigens niet uit alleen de rooms katholieke kerk, maar zal
uiteindelijk uit een monsterverbond van alle (wereld)religies bestaan. Het overgrote deel van wat zich Protestants
noemt zal ook door dit monsterverbond opgeslokt worden. Dat zien we nu om ons heen gebeuren.
Over de zeven koppen vinden wij in Openb. 17:9-10: “Hier is het verstand,
dat wijsheid heeft: De zeven koppen zijn zeven bergen waarop de vrouw gezeten is. Ook zijn het zeven koningen: vijf
ervan zijn gevallen, een is er nog en de andere is nog niet gekomen, en wanneer hij komt, moet hij korte tijd
blijven.” Bergen zijn in de bijbel beelden van geestelijke grootmachten, zowel in het Koninkrijk Gods als
in het rijk van de satan. De Heilige Geest wordt bijvoorbeeld ook voorgesteld als een berg: namelijk de berg Sion. In
het stadium waarin Johannes het beest nu getoond wordt hebben vijf koppen hun tijd gehad. De zesde kop die is
overgebleven is de echte kop van het beest (het occultisme) en de zevende kop die nog niet was gekomen is de oecumene =
het streven naar één wereldkerk, waarbij een monsterverbond zal ontstaan tussen alle heidense religies,
inclusief de grote bulk van de Protestantse kerken. Daar wordt nu aan gewerkt maar dit proces is nog niet
voltooid. Zodra de tijd is aangebroken dat dit Babylon verwoest zal worden zal alleen de occulte en echte kop van het
beest nog actief zijn.
De geschiedenis van het vierde rijk (het Romeinse rijk) laat zien dat de staatkundige vorm van het Romeinse rijk (met zijn keizers) na enkele eeuwen in verval raakte. Met als resultaat dat het uiteenviel in tien (hoofdzakelijk Europese) rijken. Die tien rijken zijn een beeld van de tien horens die in de eindtijd hun taak vervullen. Van de tien horens werden er drie door de kleine horen vernietigd. Echter, toen de kleine horen (het Vaticaan met zijn pausdom) aan de macht kwam en het ontstane machtsvacuüm opvulde ging het Romeinse rijk in een andere vorm over. De rol en machtspositie van de Romeinse keizers werden door de pauzen overgenomen en het keizerrijk nam een religieuze gedaante aan, die ogenschijnlijk geen enkele politieke macht had. Maar ook hier is het de schijn die bedriegt. Zoals gezegd werden er drie van de tien ontstane rijken door het pausdom vernietigd. In hoeverre dit gegeven doorgetrokken moet worden naar de eindtijd is mij niet geheel duidelijk omdat de bijbel ons laat weten dat het tien horens zijn die de hoer Babylon zullen vernietigen. Wat wel vaststaat is dat de tien horens van de eindtijd geen staatkundige machten zijn die aan de vernietiging van de wereldkerk zullen meewerken.
Samen met de restanten van het afvallige Protestantse christendom en van alle andere religies wordt deze goddeloze
hoer, dit Babylon, na de korte periode van “eenheid” uiteindelijk mede door de tien horens vernietigd,
zoals in Openb. 17:16 wordt gemeld: “En de tien horens, die gij zaagt, en het beest,
dezen zullen de hoer haten, en zij zullen haar berooid maken en naakt, haar vlees eten en haar met vuur
verbranden”.
Het komt er dus op neer dat alle religie in opdracht van de satan zal worden uitgeroeid. De verering van wat voor afgod
dan ook is dan voorbij. Waarom? Omdat de satan geen concurrentie meer zal dulden. Daarna zal hij zelf namelijk worden
vereerd door alle goddelozen op aarde, wat we lezen in Openb. 13:3-4: “En (ik zag) een
van zijn koppen als ten dode gewond, en zijn dodelijke wond genas; en de gehele aarde ging het beest met verbazing
achterna, en zij aanbaden de draak, omdat hij aan het beest de macht gegeven had, en zij aanbaden het beest,
zeggende: Wie is aan het beest gelijk? en: Wie kan er oorlog tegen voeren?”
Wie of wat zijn die tien horens? Dat kunnen mensen zijn die zich met occultisme bezighouden maar ook boze geesten die
in dienst van het beest staan. De tien horens zullen deelnemen aan de vernietiging van de valse kerk. Horens kennen we
uit de dierenwereld als verdedigings- of als aanvalswapen en worden dan ook gebruikt om (mannelijke) concurrenten of
vijandig gezinde (roof)dieren op een afstand te houden of als bedreiging uit te schakelen. Het beest maakt gebruik van
de tien horens, die overigens maar één uur macht ontvangen, wat aanduidt dat dit maar een korte tijd zal
zijn. Dit komt overeen met Openb. 18:10: “Wee, wee, gij grote stad, Babylon, gij sterke
stad, want in één uur is uw oordeel gekomen.” En in Openb. 18:19:
“En zij wierpen stof op hun hoofden en riepen, wenend en rouw bedrijvend, zeggende: Wee, wee die grote stad,
waarin allen, die schepen op zee hadden, door haar kostbaarheden rijk geworden zijn, want zij is in één
uur verwoest.” Dat de tien horens maar één uur macht ontvangen bevestigt dat ze door het beest
gebruikt worden voor de vernietiging van de hoer Babylon, zoals we al lazen in Openb.
17:16.
De aanbidding van de satan zal vervolgens de enige aanbidding zijn die dan nog door de satan zal worden geduld en die
zal worden gekenmerkt door occultisme op een tot dan toe ongekende schaal.
Daniël ziet dat drie van die tien horens plaats moeten maken voor die kleine horen, die uiteindelijk groter zal
worden dan alle andere horens. Die kleine horen stelt, zoals hierboven al is aangehaald, het pausdom voor. Het
pausdom/Vaticaan met al zijn occultisme. Dit gegeven was bij de eerste gemeenten al bekend, wat blijkt uit 2 Thess. 2:3-7 waar de apostel Paulus schrijft: “Laat niemand u misleiden, op welke wijze ook, want
eerst moet de afval komen en de mens der wetteloosheid zich openbaren, de zoon des verderfs, de tegenstander, die zich
verheft tegen al wat God of voorwerp van verering heet, zodat hij zich in de tempel Gods zet, om aan zich te laten
zien, dat hij een god is. Herinnert gij u niet, dat ik, toen ik nog bij u was, u dit meermalen gezegd heb? En gij
weet thans wel, wat hem weerhoudt, totdat hij zich openbaart op zijn tijd. Want het geheimenis der wetteloosheid is
reeds in werking; (wacht) slechts totdat hij, die op het ogenblik nog weerhoudt, verwijderd is.” Het politieke
Romeinse rijk met zijn keizers verhinderde destijds nog de opkomst van het occulte pausdom. Uiteraard hielden de
keizers zich ook al bezig met de vervolging van de gemeenten en met de bestrijding van de evangelieverkondiging. Die
verdrukking diende echter vooral de eer van de keizers. Niet-Romeinse religies waren zelfs toegestaan zolang men de
keizer maar “gaf wat des keizers was” (belasting betaalde) en de keizer erkende als het hoogste gezag. Toen
uiteindelijk het “christendom” tot staatsreligie werd verheven was het evangelie in dat
“christendom” al bijna niet meer te vinden. Door het ondermijnende werk van de ruiter op het rode paard
waren valse profeten de gemeenten binnengedrongen met een vals evangelie. De geestelijke slachting die er het gevolg
van was had veel (geestelijk) bloed laten vloeien, vandaar dus het rode paard. De Romeinse staatskerk werd de
opgroeiende geestelijke hoer van Babylon: de vijand van het zuivere evangelie. Het tijdelijke nest was gespreid voor de
pauzen.
Samenvattend: de kleine horen is het religieuze systeem dat na de val van het Romeinse keizerrijk de nieuwe vijand werd
van de ware kinderen Gods en dat in de eindtijd het systeem is waaruit de antichrist van de eindtijd zal
voortkomen. Sinds de opkomst van dit pausdom heeft het zichzelf verheven tot de vervanger van Jezus Christus op
aarde. Vele zijn de arrogante uitspraken en de onvoorstelbaar hoogmoedige wetten en regels die door het Vaticaan zijn
uitgevaardigd “om aan zich te laten zien, dat hij een god is”. Dat is dan ook precies wat in Daniël 7:2-8 werd geschreven over die mensenogen en een mond vol grootspraak. Samen met de andere
horens zal deze laatste antichrist de valse wereldkerk uitroeien en alleen nog de aanbidding van de satan dulden. Over
het verschijnsel antichrist schreef de apostel Johannes in 1 Joh 2:18: “Kinderen,
het is de laatste ure; en gelijk gij gehoord hebt, dat er een antichrist komt, zijn er nu ook vele antichristen
opgestaan, en daaraan onderkennen wij, dat het de laatste ure is”. Deze uiteindelijke antichrist is een mens
die volledig door de geest van de antichrist in bezit wordt genomen en die een verbond sluit met deze geest zodat de
totale wetteloosheid in hem zal “wonen”. Valse profeten en valse leraars kunnen ook ieder voor zich een
antichrist zijn, zoals Johannes bedoelde te zeggen, maar niet de door de satan “uitverkoren” antichrist van
de eindtijd. Er zijn dus veel antichristen actief die, hoewel ze vijanden van het evangelie zijn, niet de rol van
“wereldleraar” krijgen toebedeeld.
In Dan. 11:31-39 wordt het gedrag van deze antichrist wat uitgebreider omschreven en
speciaal in vers 36-39: “En de koning zal doen wat hem goeddunkt; hij zal zich
verhovaardigen en zich verheffen tegen elke god, zelfs tegen de God der goden zal hij ongehoorde woorden spreken, en
hij zal voorspoedig zijn, totdat de maat van de gramschap vol is; want wat vastbesloten is, geschiedt. Ook op de goden
zijner vaderen zal hij geen acht slaan; op de lieveling der vrouwen noch op enige andere god zal hij acht slaan,
want tegen alle zal hij zich verheffen. Maar in hun plaats zal hij de god der vestingen vereren: de god die zijn
vaderen niet gekend hebben, zal hij vereren met goud en zilver en edelgesteenten en kostbaarheden. En hij zal optreden
tegen de versterkte vestingen met de hulp van de vreemde god; ieder die deze erkent, zal tot grote eer komen; hij zal
hen tot heersers maken over velen en grond aan hen toedelen als beloning”. Die koning is de antichrist die
“tegen de God der goden ongehoorde woorden zal spreken”. Dat komt overeen met wat de kleine horen doet, met
zijn mond vol grootspraak. Wat hier in de NBG is vertaald met “de god der vestingen” is in de
Statenvertaling “Mauzzim”. Ik heb de betekenis van dit Hebreeuwse woord opgezocht en dit woord blijkt te
verwijzen naar de satan zelf. Het is dus de satansaanbidding die als enige religie zal overblijven nadat de hoer
Babylon zal zijn vernietigd.
Op de 6 afbeeldingen hieronder is de overtuiging te zien van de leiders van de reformatie die ooit nog geloofden dat de
laatste antichrist uit het Vaticaan zou voortkomen. De figuren op de genummerde foto's zijn te vinden boven de beide
ingangen van het oude stadhuis in Neurenberg, Duitsland. Ze stellen voor:
Door de infiltratie van “de geheime dienst van Rome”, de Jezuïeten, in alle lagen van het Protestantisme is deze kennis aan de kant gezet en wordt er nu vrijwel nergens meer geloofd dat de antichrist van de eindtijd, de mens der wetteloosheid, uit Rome zal voortkomen. Dit heeft uiteraard als doel om Rome een menselijker gezicht te geven en de oecumene te bevorderen.
Dat velen er onderzoek naar zouden doen is ondertussen wel bevestigd. Op nogal wat websites zijn bijna evenzoveel,
onderling afwijkende, uitleggingen te vinden over wat Daniël en Johannes moesten opschrijven. Wat vooral opvalt is
de veel voorkomende neiging om het allemaal te zien als ontwikkelingen en gebeurtenissen die zich in de natuurlijke
wereld afspelen. Voor een deel daarvan is dat inderdaad waar. Toch blijft het voor veel “uitleggers” een
verborgenheid dat alles wat zich in de zichtbare wereld afspeelt bestuurd wordt vanuit de geestelijke wereld. Omdat het
de geestelijke wereld is van waaruit de satan het gedrag van de mensheid beïnvloedt wordt ons in zowel Daniël
als Openbaring door middel van de hierboven genoemde beelden getoond wie de hoofdrolspelers in die geestelijke wereld
zijn. Maar ook wie de menselijke hoofdrolspelers zijn die in direct contact staan met deze boze geesten, zoals dat
bijvoorbeeld met de tien horens het geval is.
Wij leven nu in de tijd dat de occulte, zesde en eigenlijke kop van het vierde dier, de geest van de antichrist, bezig
is te genezen. Door zijn occultisme, toverij en de grote macht die het van de satan heeft gekregen is dit beest het
gruwelijkste van de vier. Van dit beest lazen we hierboven al een beschrijving in Openb. 13:1-6. En in Openb. 17:9-10
werd door de engel nog meer over dit beest aan Johannes bekend gemaakt. De kop die er ten tijde van Johannes nog niet
was is inmiddels ook op het wereldtoneel verschenen. Het is die zevende kop waarvan de engel zei: “....en de
andere is nog niet gekomen, en wanneer hij komt, moet hij korte tijd blijven”. Deze zevende kop, die een korte
tijd moet blijven, is de demon die verantwoordelijk is voor de opbouw van de uiteindelijke wereldreligie en deze krijgt
vorm door middel van de oecumenische beweging (zoals hierboven al aan de orde is geweest). Daaraan wordt nu druk
gewerkt. Dat zien wij allemaal om ons heen gebeuren. Binnen het Protestantse kamp in Nederland spant men zich in om de
verstrooide broeders en zusters (met hun kemphanengedrag) toch weer aan elkaar te laten wennen, onder het dak van de
PKN. Een zelfde soort “vredes”missie moet in andere delen van de wereld eveneens tot een eenheidssoep
leiden. En uiteraard loopt ook de Rooms Katholieke kerk zich het vuur uit de sloffen om alle (wereld)religies bij
elkaar te kunnen vegen in de religieuze vergaarbak van de paus. De komende wereldreligie staat zichtbaar in de
steigers. Anders gezegd: de voltooiing van Babylon zit er aan te komen. Het noodlot van dit Babylon zal echter zijn dat
het als wereldreligie niet lang zal standhouden. Van die zevende kop lazen wij namelijk dat hij slechts een korte
tijd blijft, wat betekent dat ook de wereldreligie die hij tot stand brengt en in stand houdt niet lang getolereerd
zal worden door de antichrist en zijn handlangers. In de tijd dat deze religieuze vergaarbak nog wel zal worden
getolereerd zal dit uitsluitend gebeuren om, ware het mogelijk, de echte discipelen van Jezus te kunnen buitensluiten
en uit te roeien. Omdat de discipelen van Jezus geen boodschap hebben aan deze dode religie.
In Matth. 24:21 wordt door Jezus het volgende gezegd over de periode waarin de antichrist
als een dolle tekeer zal gaan: “Want er zal dan een grote verdrukking zijn, zoals er niet geweest is van het
begin der wereld tot nu toe en ook nooit meer wezen zal”. In Daniël 12:1 doelt
de engel op dezelfde periode als hij zegt: “Te dien tijde zal Michaël opstaan, de grote vorst, die de zonen
van uw volk terzijde staat; en er zal een tijd van grote benauwdheid zijn, zoals er niet geweest is sinds er volken
bestaan, tot op die tijd toe. Maar in die tijd zal uw volk ontkomen: al wie in het boek geschreven wordt
bevonden”. De engel heeft het hier over de zonen van uw volk. Over welk volk gaat het hier en over welke
zonen? De tijd waarin Daniël leefde en de eindtijd, waarover Jezus en de engel spraken, zijn van elkaar gescheiden
door één speciale gebeurtenis. Die gebeurtenis bepaalde het einde van een voorbijgaand tijdperk en het begin
van een nieuw en eeuwig “tijdperk”. Deze gebeurtenis was Jezus' kruisdood op Golgotha. Op het moment van
Jezus' sterven rekende God de Vader voorgoed af met dat voorbijgaande tijdperk door het voorhangsel in de tempel van
boven naar beneden te laten scheuren. Waarna Jezus vlak voor Zijn Hemelvaart in Matth.
28:18-19 tegen Zijn discipelen zei: “Mij is gegeven alle macht in de hemel en op de aarde. Gaat dan heen,
onderwijst al de volken...”
Die zonen van uw volk waar de engel tegenover Daniël op doelde en die in de eindtijd actief zullen zijn,
zijn daarom de discipelen van Jezus over wie de apostel Paulus schreef in Rom. 8:18-21:
“Want ik ben er zeker van, dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid, die over
ons geopenbaard zal worden. Want met reikhalzend verlangen wacht de schepping op het openbaar worden der zonen
Gods. Want de schepping is aan de vruchteloosheid onderworpen, niet vrijwillig, maar om (de wil van) Hem, die haar
daaraan onderworpen heeft, in hope echter, omdat ook de schepping zelf van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid
zal bevrijd worden tot de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods”. Vanwege de zondeval heeft God deze
schepping aan de vruchteloosheid en de dood onderworpen, “want de wereld gaat voorbij en haar begeren”.
Alles dat voorbijgaat is zinloos, zonder enige waarde en absoluut tevergeefs. Want alleen wat eeuwigheidswaarde heeft
en dus eeuwig blijft is echt, onvergankelijk en de moeite waard. Wat Jezus daarom nog maar weer eens benadrukte in
Matth. 6:19-20: “Verzamelt u geen schatten op aarde, waar mot en roest ze ontoonbaar
maakt en waar dieven inbreken en stelen; maar verzamelt u schatten in de hemel, waar noch mot noch roest ze ontoonbaar
maakt en waar geen dieven inbreken of stelen”. Nu is de schepping dus nog onderworpen aan de dood en de
vergankelijkheid. De enige weg waarlangs de schepping daaruit bevrijd zal kunnen worden is de inzet van de zonen Gods.
Die zonen Gods (“de zonen van uw volk”) zijn de discipelen van Jezus uit alle volken.
Dat laatste moest jaren later kennelijk nog weer eens goed doordringen tot de gemeente te Jeruzalem waar, nadat zij
een stevige discussie gevoerd hadden en na het reisverslag van Paulus en Barnabas te hebben aangehoord, zij door de
apostel Jacobus in Hand. 15:13b-18 tot de orde werden geroepen: “Mannen broeders, hoort
naar mij! Simeon heeft uiteengezet, hoe God van meet aan erop bedacht geweest is een volk voor zijn naam uit de
heidenen te vergaderen. En hiermede stemmen overeen de woorden der profeten, gelijk geschreven staat: Daarna zal Ik
wederkeren en de vervallen hut van David weder opbouwen, en wat daarvan is ingestort, zal Ik weder opbouwen, en Ik zal
haar weder oprichten, opdat het overige deel der mensen de Here zoeke, en alle heidenen, over welke mijn naam is
uitgeroepen, spreekt de Here, die deze dingen doet, welke van eeuwigheid bekend zijn”. Jacobus citeerde in
dit verband de profeet Amos die dit profeteerde in Amos 9:11-12. Terwijl de profeet even
daarvoor, in Amos 9:8-10, nog voorspelde dat het volk Israël eerst onder de volken zou
worden verstrooid (wat jaren later door toedoen van de legers van Assur en Babel inderdaad gebeurde) maar daarna dus
weer hersteld zou worden. Dat herstel en de wederopbouw werden nu door de apostel Jacobus in herinnering gebracht om de
aanwezigen in Jeruzalem er op te wijzen dat het altijd al Gods voornemen was dat ook de heidenen aan het eeuwige heil
zouden deelhebben. Want juist daarom liet God een deel van het volk terugkeren uit de ballingschap zodat al de
profetieën die voorzegden dat de Messias uit dit volk zou worden geboren alsnog in vervulling konden gaan!! En
dat is nu precies waar de profeet Jesaja op doelde toen hij in Jes. 11:1-4 de komst van de
Messias aankondigde: “En er zal een rijsje voortkomen uit de afgehouwen tronk van Isaï en een scheut
uit zijn wortelen zal vrucht dragen. En op hem zal de Geest des Heren rusten, de Geest van wijsheid en verstand, de
Geest van raad en sterkte, de Geest van kennis en vreze des Heren; Ja, zijn lust zal zijn in de vreze des Heren. Hij
zal niet richten naar hetgeen zijn ogen zien, noch rechtspreken naar hetgeen zijn oren horen; Want hij zal de geringen
in gerechtigheid richten en over de ootmoedigen des lands in billijkheid rechtspreken, maar hij zal de aarde slaan met
de roede zijns monds en met de adem zijner lippen de goddeloze doden”.
De tronk van Isaï werd tijdens de Babylonische ballingschap definitief door God afgehouwen. De nieuwe loot
die er vervolgens uit te voorschijn zou komen was de Messias, Jezus Christus. De afgehouwen tronk van Isaï (het
oude volk Israël en het afgebroken koningshuis van David) had geen andere functie meer dan alleen nog die nieuwe
loot voort te brengen. Deze nieuwe loot, de Messias, zou een nieuw Koninkrijk op aarde stichten, het Koninkrijk
Gods, dat als de steen in de droom van Nebukadnezar uiteindelijk alle andere koninkrijken zal vernietigen. De beloofde
Messias was dus de sleutel tot het uitvoeren van Gods voornemen. Dit voornemen komen we in het eerste bijbelboek al
tegen waar God in Genesis 17:4-5 aan Abraham belooft: “Wat Mij aangaat, zie, mijn
verbond is met u, en gij zult de vader van een menigte volken worden; En gij zult niet meer Abram genoemd
worden, maar uw naam zal zijn Abraham, omdat Ik u tot een vader van een menigte volken gesteld heb”.
Daaraan herinnert Paulus ons in Gal. 3:6-9: “Op dezelfde wijze heeft ook Abraham God
geloofd en het is hem tot gerechtigheid gerekend. Gij bemerkt dus, dat zij, die uit het geloof zijn, kinderen van
Abraham zijn. En de Schrift, die tevoren zag, dat God de heidenen uit geloof rechtvaardigt, heeft tevoren aan Abraham
het evangelie verkondigd: In u zullen alle volken gezegend worden. Zij, die uit het geloof zijn, worden dus
gezegend tezamen met de gelovige Abraham”. Met andere woorden: het is nooit Gods voornemen geweest om aan slechts
één volk een speciale status toe te kennen maar om alle zondaren op de wereld van de eeuwige straf te
kunnen redden en om al die volken tot discipelen van Jezus te kunnen maken. De dood en overwinning op Golgotha van de
Messias, Jezus Christus, maakten dit mogelijk.
Dit moest aan de koppige Joden die Johannes de Doper tegenover zich zag staan nog weer even heel duidelijk gemaakt worden. In Lucas 3:7-9 nam Johannes hen daarom stevig onder handen: “Hij sprak dan tot de scharen, die uitliepen om zich door hem te laten dopen: Adderengebroed, wie heeft u een wenk gegeven om de komende toorn te ontgaan? Brengt dan vruchten voort, die aan de bekering beantwoorden. En gaat niet bij uzelf zeggen: Wij hebben Abraham tot vader; want ik zeg u, dat God bij machte is uit deze stenen Abraham kinderen te verwekken. Ook ligt reeds de bijl aan de wortel der bomen. Iedere boom dan, die geen goede vruchten voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen”. In andere woorden zei hij hier: “Beroep je maar niet op jullie afkomst want die heeft voor God geen enkele waarde”. Wat voor hen gold ging trouwens ook op voor het volk Israël als geheel. Dat volk had nooit goede vruchten voortgebracht en als geheel was het daarom door God afgehouwen en in het vuur geworpen. Alleen de tronk was overgebleven en uit die tronk was ondertussen de Messias voortgekomen voor wie Johannes de Doper tijdens zijn bediening als heraut optrad.
Dat Jezus totaal geen boodschap had aan de afgehouwen tronk van Isaï liet Hij bovendien blijken tegenover Pontius Pilatus waar Hij hem antwoordde: “Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld; indien mijn Koninkrijk van deze wereld geweest was, zouden mijn dienaars gestreden hebben, opdat Ik niet aan de Joden zou worden overgeleverd; nu echter is mijn Koninkrijk niet van hier” (Johannes 18:36). Dit wetende valt des te meer het schrille contrast op met de hedendaagse afgodische verering van een “Israël” dat met de hulp van een groep satanisten zich een stuk grond heeft toegeëigend in wat ooit het beloofde land was maar dat nu niet meer is. Want de tronk van Isaï is door God definitief afgehouwen. Het is de satan dus gelukt om de aandacht van het “christendom” massaal te richten op een mummie die slechts dient om te voorkomen dat de volken tot discipelen van Jezus gemaakt worden. Want het zijn deze discipelen (“de zonen van uw volk”) die door de satan en zijn aanhang met grote vreze worden gevreesd.
Dan keren we nu weer terug naar Daniël. We lezen in Daniël 9:24-27 de eerste
aanwijzingen over de afloop. Het betreft hier een paar teksten waar al heel wat berekeningen op zijn losgelaten, zo heb
ik vastgesteld, en ik vond het daarom niet nodig om daar zelf ook mijn rekenkunsten op uit te testen. Dat bleek
overigens niet nodig te zijn omdat ik me wel kon vinden in de berekeningen die ik aantrof, ook al verschilden de
uitkomsten ervan op enkele details.
Dit is het bedoelde tekstgedeelte: “Zeventig weken zijn bepaald over uw volk en uw heilige stad, om de
overtreding te voleindigen, de zonde af te sluiten, de ongerechtigheid te verzoenen, en om eeuwige gerechtigheid te
brengen, gezicht en profeet te bezegelen en iets allerheiligst te zalven. Weet dan en versta: vanaf het ogenblik, dat
het woord uitging om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen tot op een gezalfde, een vorst, zijn zeven weken;
en tweeënzestig weken lang zal het hersteld en herbouwd blijven, met plein en gracht, maar in de druk der
tijden. En na de tweeënzestig weken zal een gezalfde worden uitgeroeid, terwijl er niets tegen hem is; en
het volk van een vorst die komen zal, zal de stad en het heiligdom te gronde richten, maar zijn einde zal zijn in de
overstroming; en tot het einde toe zal er strijd zijn: verwoestingen, waartoe vast besloten is. En hij zal het verbond
voor velen zwaar maken, een week lang; in de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden;
en op een vleugel van gruwelen zal een verwoester komen, en wel tot aan de voleinding toe, en waartoe vast besloten is,
dat zal zich uitstorten over wat woest is”.
Het gaat hier om een cryptische omschrijving van de loop der gebeurtenissen. In de meeste uitleggingen en berekeningen
wordt gesteld dat met deze weken zogenaamde “jaarweken” worden bedoeld. Iedere dag van zo'n jaarweek komt
overeen met één jaar, zodat één week een periode van zeven jaar vertegenwoordigt. De eerste 7+62=69
weken komen overeen met de periode waarin Jeruzalem, sinds de terugkeer van de bannelingen uit Babylon, hersteld werd
en hersteld bleef totdat “een gezalfde zou worden uitgeroeid, terwijl er niets tegen hem is”. Wat
Daniël hier van de engel te horen kreeg was een antwoord op zijn gebed in Dan. 9:3-20
waarin hij bad voor het herstel van Jeruzalem. Als antwoord liet de engel Gabriël hem daarom weten hoe het
beloofde herstel van Jeruzalem zou plaatsvinden. Maar daar bleef het niet bij, omdat deze tronk van Isaï
ondertussen door God was afgehouwen. Het tijdperk van het oude Israël duurde tot aan de dood van de
gezalfde, die werd uitgeroeid terwijl er niets tegen hem was: de dood van de Messias, Jezus Christus. Vanaf
Golgotha ging er een nieuw tijdperk in (zie het voorgaande). Het tijdperk waarin Jezus aan Zijn discipelen de opdracht
gaf om alle volken te onderwijzen in Zijn Naam en om te werken aan de uitbreiding van het Koninkrijk Gods op aarde. Pas
nadat dit voltooid is zal de zeventigste jaarweek aanbreken en zal in de tweede helft daarvan de nacht aanbreken waarin
niemand werken kan. Dat werd door Jezus voorzegd in Joh. 9:4-5: “Wij moeten werken de
werken desgenen, die Mij gezonden heeft, zolang het dag is; er komt een nacht, waarin niemand werken kan. Zolang
Ik in de wereld ben, ben Ik het licht der wereld.”
Men zou zich kunnen afvragen waarom de zeventig weken geen aaneengesloten periode vormen. Dat komt doordat de tijd
waarin Daniël zijn visioenen ontving en de eindtijd (waarover een groot deel van deze visioenen handelt) van
elkaar zijn gescheiden door één speciale gebeurtenis. Deze gebeurtenis was Jezus' kruisdood op Golgotha en
die betekende het einde van een voorbijgaand tijdperk en het begin van een nieuw en eeuwig “tijdperk”. Een
gebeurtenis die het centrum van het universum vormt. Alles draait namelijk om Golgotha! Hierover lezen we (in
verschillende bewoordingen) in zowel het boek Daniël als ook in Openbaring diverse aanwijzingen. Vandaar dat de
afronding van de aangekondigde zeventig weken nu nog toekomst is en beslist niet al achter ons ligt, zoals dit
wordt beweerd. Daniël kreeg dit o.a. als volgt te horen:
Wij hebben ondertussen allemaal kunnen vaststellen dat de wereld (voorlopig) nog gewoon doordraait en dat er zelfs
nu, ondanks alle voorspelde doemscenario's, van een “einde der tijden” nog weinig te bespeuren is. Twintig
eeuwen geleden, zo rond de tijd van Jezus' kruisiging, was van een laatst der dagen dus eveneens nog geen
sprake. Maar ook al is het “tijdstip van het einde” nog toekomst, we leven nu wel in de tijd van het
einde, en over die tijd gingen de visioenen van de profeet Daniël. De negenenzestigste week werd afgesloten
door het uitroeien van de gezalfde (= de kruisdood van Jezus) waardoor het tijdperk van het oude Israël en
de bijbehorende offerdienst werd afgesloten. Dat werd bevestigd door het scheuren van het voorhangsel in de
tempel.
Tussen de negenenzestigste en de zeventigste jaarweek bevindt zich de periode waarin:
De prediking van de zonen Gods zal halverwege de nog komende zeventigste jaarweek worden afgerond. Een periode die
waarschijnlijk in totaal zeven kalenderjaren zal omspannen. Maar veel langer of korter dan zeven kalenderjaren zal het
niet duren. Over deze laatste week kunnen we zowel in Daniël als in Openbaring details vinden. Het schema van deze
week wordt in Dan. 9:27 weergegeven. Het gaat daar over de periode waarin de antichrist actief is.
In de eerste helft daarvan zal de wereldreligie, van de hoer Babylon, werkelijkheid zijn geworden en door de antichrist
en zijn handlangers worden gebruikt om zo mogelijk iedere herinnering aan en ieder restant van het evangelie van het
Koninkrijk Gods uit te roeien. Het is deze zeventigste jaarweek waarvan Jezus zei in Matth.
24:10: “En dan zullen velen ten val komen en zij zullen elkander overleveren en elkander
haten”, wat inhoudt dat de meelopers, de halfslachtigen en de huichelaars geen stand zullen houden. Het is de
tijd waarvan we in Openb. 22:11 ook lezen: “Wie onrecht doet, hij doe nog meer onrecht;
wie vuil is, hij worde nog vuiler; wie rechtvaardig is, hij bewijze nog meer rechtvaardigheid; wie heilig is, hij worde
nog meer geheiligd”. De scheiding tussen de echte discipelen van Jezus en alle andere “kinderen Gods”
zal dan maximaal zijn. Wie niet tot het einde toe oprecht blijft en niet gehoorzaam is aan het evangelie van Jezus zal
door de overheersende geestelijke duisternis verpletterd worden en een inwoner worden van het geestelijke Babylon.
Alleen de echte discipelen van Jezus zullen staande blijven. Dat de antichrist “het verbond voor velen zwaar zal
maken” maakt wel duidelijk dat men onder een zware geestelijke druk wordt gezet om het geloof in Jezus te
verloochenen.
Ter illustratie is hieronder (omdat één afbeelding meer zegt dan 1000 woorden....) het één en ander
grafisch weergegeven. Met de pijlen links en rechts kunnen de beide stenen tijdtafels met elkaar in lijn gebracht
worden. Klik op een pijl en houd de muisknop ingedrukt. Het vereist enige stuurmanskunst maar.... dan heb je ook wat.
Het zichtbare bewijs namelijk dat de zeventigste week alleen in de eindtijd kan plaatsvinden. Zie de schuingeplaatste
teksten.
Daniël: | Openbaring: |
---|---|
Dan. 9:27: En hij zal het verbond voor velen zwaar maken, een week lang; in de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden; en op een vleugel van gruwelen zal een verwoester komen, en wel tot aan de voleinding toe, en waartoe vast besloten is, dat zal zich uitstorten over wat woest is. | Openb. 17:16-18: En de tien horens, die gij zaagt, en het beest, dezen zullen de hoer haten, en zij zullen haar berooid maken en naakt, haar vlees eten en haar met vuur verbranden. Want God heeft in hun hart gegeven zijn zin te volbrengen en dit eensgezind te doen en hun koningschap aan het beest te geven, totdat de woorden Gods zullen voleindigd zijn. En de vrouw, die gij zaagt, is de grote stad, die het koningschap heeft over de koningen der aarde. |
Dan. 11:36-39: En de koning zal doen wat hem goeddunkt; hij zal zich verhovaardigen en zich verheffen tegen elke god, zelfs tegen de God der goden zal hij ongehoorde woorden spreken, en hij zal voorspoedig zijn, totdat de maat van de gramschap vol is; want wat vastbesloten is, geschiedt. Ook op de goden zijner vaderen zal hij geen acht slaan; op de lieveling der vrouwen noch op enige andere god zal hij acht slaan, want tegen alle zal hij zich verheffen. Maar in hun plaats zal hij de god der vestingen vereren: de god die zijn vaderen niet gekend hebben, zal hij vereren met goud en zilver en edelgesteenten en kostbaarheden. En hij zal optreden tegen de versterkte vestingen met de hulp van de vreemde god; ieder die deze erkent, zal tot grote eer komen; hij zal hen tot heersers maken over velen en grond aan hen toedelen als beloning. |
Zoals hierboven aanschouwelijk is gemaakt zal op de helft van deze zeventigste week de offerdienst door de
antichrist worden gestopt. Het zat er dik in dat de vele Israëlfanaten dit betrekken op een eventuele derde tempel
in Jeruzalem, die volgens hen t.z.t. door de antichrist zal worden ingepikt. Maar zoals in het voorgaande al is
benadrukt bestaat er rond die tijd alleen nog maar een wereldreligie, waar ook de al net zo vijandige en satanische
“Joodse religie” bij zal zijn ingelijfd. Ook de onder Israëlfanaten rondgaande misleiding dat het
Joodse volk later alsnog massaal tot bekering zal komen nadat het een verbond heeft gesloten met de antichrist negeert
het feit dat wie, om zijn hachje te redden, eenmaal een verbond met deze mens der wetteloosheid heeft gesloten het
merkteken van het beest heeft ontvangen. Voor al deze overspeligen bestaat er geen weg terug meer en dus ook geen
bekering achteraf. Zij zijn voorgoed verloren! Dat was te verwachten, aangezien de religie van de orthodoxe
“Joden” de Messias, Jezus Christus, heeft verworpen. De enige “christus” waar zij nu nog op
wachten zal de anti-christus zijn. Een verbond met deze antichrist is door deze vijanden van het evangelie dan ook gauw
geregeld! Maar waarom zouden de aanhangers van deze valse Israël leer zich daar überhaupt nog druk om
willen maken als men toch liever deze lering van boze geesten gelooft dan dat men het evangelie van Jezus gehoorzaamt??
Een gewetensvraag!
Wanneer in de helft van de zeventigste week de offerdienst door de antichrist zal worden gestopt verwijst dit
naar de dood van de twee getuigen. De aanleiding hiertoe vinden we in Openb. 11:3-13. Er is
daar namelijk sprake van de twee getuigen die tijdens de eerste helft van de zeventigste week als een onoverwinnelijk
leger het evangelie prediken aan allen die er nog gehoor aan willen geven. Deze twee getuigen staan dan tegenover het
leger occultisten van de antichrist, die in de bijbel worden genoemd als de mens der wetteloosheid. De
vijandigheid van deze wettelozen tegenover de rondgaande zonen Gods zal hemeltergend zijn. Zolang echter deze zonen
Gods hun taak uitvoeren zal de macht van de antichrist en zijn leger door hun aanwezigheid beperkt blijven. Dat is de
tijd waarin het leger van Joël
2 door God ingezet zal worden om veel plannen van de satan te vernietigen. Uiteindelijk zullen de twee
getuigen nadat zij hun opdracht hebben vervuld, net als Jezus vlak voor zijn kruisdood, geen weerstand meer bieden aan
hun vijanden en zullen zij gedood worden. Van hen wordt dan ook gezegd in Openb. 12:11:
“En zij hebben hem (de satan) overwonnen door het bloed van het Lam en door het woord van hun getuigenis, en
zij hebben hun leven niet liefgehad, tot in de dood”.
Wat daarna gebeuren zal lezen we in Openb. 11:11-13. Zodra de antichrist en zijn leger zullen
hebben vastgesteld dat na drie en een halve dag de zonen Gods tegen hun verwachting in wel degelijk uit de dood zijn
opgestaan, zijn opgevaren naar de hemel en buiten hun bereik zijn gekomen, zullen zij vervolgens hun woede in al hun
gruwelijkheid afreageren op de valse kerk, de grote hoer Babylon, de wereldreligie. Omdat de zonen Gods hen dan niet
meer in de weg staan zullen ze vrij spel hebben. Als de tien horens in Openb. 17:16-18 met de religie van Babylon
zullen afrekenen zal daarmee alle verering van wat voor afgod dan ook uitgeroeid worden. Ook in het boek Daniël
lezen we over deze uitroeiing en wel in Daniël 11:36-39.
Dan is er nog iets waarover de meningen verdeeld zijn. Het gaat om wat de apostel Paulus schreef in 2 Thess. 2:1-10, waar wij zien staan: “Maar wij verzoeken u, broeders, met
betrekking tot de komst van onze Here Jezus Christus en onze vereniging met Hem, dat gij niet spoedig uw bezinning
verliest of in onrust verkeert, hetzij door een geestesuiting, hetzij door een prediking, hetzij door een brief, die
van ons afkomstig zou zijn, alsof de dag des Heren (reeds) aanbrak. Laat niemand u misleiden, op welke wijze ook, want
eerst moet de afval komen en de mens der wetteloosheid zich openbaren, de zoon des verderfs, de tegenstander, die zich
verheft tegen al wat God of voorwerp van verering heet, zodat hij zich in de tempel Gods zet, om aan zich te laten
zien, dat hij een god is. Herinnert gij u niet, dat ik, toen ik nog bij u was, u dit meermalen gezegd heb? En gij
weet thans wel, wat hem weerhoudt, totdat hij zich openbaart op zijn tijd. Want het geheimenis der wetteloosheid is
reeds in werking; (wacht) slechts totdat hij, die op het ogenblik nog weerhoudt, verwijderd is. Dan zal de wetteloze
zich openbaren; hem zal de Here Jezus doden door de adem zijns monds en machteloos maken door zijn verschijning, als
Hij komt. Daarentegen is diens komst naar de werking des satans met allerlei krachten tekenen en bedrieglijke wonderen,
en met allerlei verlokkende ongerechtigheid, voor hen, die verloren gaan, omdat zij de liefde tot de waarheid niet
aanvaard hebben, waardoor zij hadden kunnen behouden worden”.
Men schijnt maar niet door te willen krijgen om welke tempel het nu werkelijk gaat in het Koninkrijk Gods.
En dat ondanks de duidelijke aanwijzing die Jezus daarover gaf in Joh. 4:21-24, waar Hij zei
tegen de Samaritaanse vrouw: “Geloof Mij, vrouw, de ure komt, dat gij noch op deze berg, noch te Jeruzalem
de Vader zult aanbidden. Gij aanbidt, wat gij niet weet; wij aanbidden, wat wij weten, want het heil is uit de Joden;
maar de ure komt en is nu, dat de waarachtige aanbidders de Vader aanbidden zullen in Geest en in waarheid; want
de Vader zoekt zulke aanbidders; God is geest en wie Hem aanbidden, moeten aanbidden in Geest en in waarheid”.
Jezus sprak hier over de aanbidding van God in de tempel van het nieuwe verbond. Een tempel waarover Paulus
schreef in 1 Cor. 3:16-17: “Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt en dat de
Geest Gods in u woont? Zo iemand Gods tempel schendt, God zal hem schenden. Want de tempel Gods, en dat zijt
gij, is heilig!” Het scheuren van het voorhangsel in de Joodse tempel op het moment van Jezus' sterven was
Gods manier om aan iedere sterveling hier op aarde duidelijk te maken dat Hij aan dat dode, stenen gebouw geen
boodschap meer had. Zelfs al zou er in Jeruzalem weer een gebouw verrijzen dat zou moeten doorgaan voor een
“tempel” dan is dat niet veel anders dan slechts een homp stenen en een bovengrondse grafkelder. Want God
zal daar beslist niet te vinden zijn. Omdat Hij niet van plan is Zich als een kanariepietje in een kooitje te laten
stoppen door een verzameling goddelozen die Jezus Christus niet als hun Messias willen aannemen en die het evangelie
van het Koninkrijk Gods haten. Deze verloren zielen staan slechts in dienst van de satan. De religieuze dwazen onder
ons die desondanks nog lopen te dagdromen over een derde tempel in Jeruzalem denken het (zoals gewoonlijk) allemaal
toch weer beter te weten dan God zelf. Dat is een dramatische misser, want: (en dit is oud nieuws) niemand van ons weet
het beter dan God. Bovendien maken zij zich schuldig aan het verspreiden van een vals evangelie!
Maar.... over welke tempel had Paulus het dan wel toen hij schreef over de mens der wetteloosheid die zich in de
tempel Gods zet, om aan zich te laten zien, dat hij een god is? We weten dat Jezus na Zijn opstanding het
Koninkrijk Gods weer op aarde heeft gevestigd, nadat door de zondeval en de vloek van de zonde het rijk van de satan
zich hier had gevestigd. Aan de uitbreiding van het Koninkrijk Gods op aarde zullen de discipelen van Jezus tot aan de
eindtijd toe blijven werken. We weten nu ook dat er ten tijde van de grote verdrukking nog maar één religie
over zal zijn gebleven. Een religie waarin de satan zelf als de hoogste god zal worden vereerd. Tijdens de regering van
de antichrist zal het Koninkrijk Gods echter niet van de aarde zijn verdwenen maar toch zullen de inwoners van het
Koninkrijk Gods, de zonen Gods, na de opname van de gemeente niet meer op aarde zijn. Zij zijn ieder voor zich een
tempel Gods maar ook samen vormen zij de tempel Gods. Deze tempel van het Koninkrijk Gods waar Paulus op doelde staat
tijdens de tweede helft van de zeventigste week leeg en de rechtmatige verering van de allerhoogste God zal tijdens die
periode op deze aarde niet meer gehoord worden.
In plaats daarvan zal de antichrist zichzelf als de goddelijke vertegenwoordiger van de satan op aarde laten vereren.
De positie die alleen Jezus Christus toekomt als de Messias zal de antichrist dus voor zichzelf opeisen. Hij zal
zichzelf daarmee in de tempel Gods hebben gezet om de mensen te laten geloven dat hij een god is, de beloofde Messias,
waarmee hij zichzelf zal hebben geplaatst op de positie die alleen Jezus Christus toekomt. Hij zal zichzelf dus laten
vereren als de “christus”. Door zijn occulte toverkrachten zal hij die schijn voor de ogen van alle op
aarde achtergebleven goddelozen makkelijk kunnen ophouden. Dat liet de apostel Paulus ons ook al weten in 2 Thess. 2:1-10,
waar hij in de verzen 9 en 10 schreef: “Daarentegen is diens komst naar de werking des satans met allerlei
krachten tekenen en bedrieglijke wonderen, en met allerlei verlokkende ongerechtigheid, voor hen, die verloren gaan,
omdat zij de liefde tot de waarheid niet aanvaard hebben, waardoor zij hadden kunnen behouden worden”. Dit
wordt bevestigd in Openb. 13:11-13 waar de apostel Johannes de opkomst beschrijft van het
beest uit de aarde (de antichrist): “En ik zag een ander beest opkomen uit de aarde en het had twee horens als
die van het Lam, en het sprak als de draak. En het oefent al de macht van het eerste beest voor diens ogen uit. En het
bewerkt, dat de aarde en zij, die daarop wonen, het eerste beest zullen aanbidden, welks dodelijke wond genezen was.
En het doet grote tekenen, zodat het zelfs vuur uit de hemel doet nederdalen op de aarde ten aanschouwen van de
mensen”.
Rond de tijd dat de zonen Gods worden gedood om daarna in de hemel te worden opgenomen, zullen er ook nog
“christenen” zijn die wel ooit eens een keuze voor Christus hebben gemaakt maar door hun halfslachtigheid
en lauwheid nooit een radicale levenshouding hebben getoond. De geestelijke rijpheid van de zonen Gods hebben zij dan
ook nooit bereikt. Het gaat hier om het soort kinderen Gods van wie Jezus zei in Openb.
3:15-16: “Ik weet uw werken, dat gij noch koud zijt, noch heet. Waart gij maar koud of heet! Zo dan, omdat
gij lauw zijt en noch heet, noch koud, zal Ik u uit mijn mond spuwen”. Dan hebben we bijvoorbeeld verder nog de
sensatiezoekers die massaal afvliegen op wonderen en tekenen. Wat dat laatste betreft zullen ze tijdens de prediking
van de zonen Gods wel aan hun trekken komen en zullen zij zich, in verwondering over zo veel bovennatuurlijke krachten,
bekeren.
Nadat de zonen Gods (de laatst overgebleven rechtvaardigen) zijn opgenomen en zij de macht van de mens der
wetteloosheid ook niet langer meer beperken zullen deze halfslachtige naamchristenen echter ten prooi vallen aan de
gruwelijkheid en wraakzucht van de antichrist en zijn handlangers. Omdat er nu geen rechtvaardigen meer op aarde zijn
staat de tempel Gods (de gemeente) tijdelijk leeg. In Dan. 8:11-12 wordt dit als volgt
omschreven: “Zelfs tegen de vorst van het heer maakte hij zich groot, en Hem werd het dagelijks offer ontnomen en
Zijn heilige woning werd neergeworpen. En een eredienst werd in overtreding ingesteld tegenover het dagelijks offer; en
hij wierp de waarheid ter aarde, en wat hij ook deed, gelukte hem”. Dit dagelijks offer wordt God ontnomen
doordat de antichrist de laatste nog aanwezige rechtvaardigen op aarde heeft gedood waardoor er geen gebeden meer
opklinken. Ook door de afwezigheid van een rechtvaardige levenswandel op aarde vindt er geen verering van God meer
plaats. Dit komt allemaal overeen met Openb. 11:1-2: “En mij werd een riet gegeven, een
staf gelijk, met de woorden: Sta op en meet de tempel Gods en het altaar en hen, die daarin aanbidden. Maar laat
de voorhof, die buiten de tempel is, erbuiten, en meet die niet; want hij is aan de heidenen gegeven; en zij zullen
de heilige stad vertreden, tweeënveertig maanden lang”. Doordat de rechtvaardigen zijn gedood en daarna
zijn opgevaren staat Gods tempel nu leeg en zij die daarin aanbidden zijn buiten bereik van de antichrist
gekomen. In de voorhof bevinden zich echter de christenen die de tempel nog niet hebben bereikt, wat inhoudt dat zij
ook de verzegeling aan hun voorhoofd (Openb. 7:3) nog niet hebben ontvangen. Zij zullen dan
ook niet bestand zijn tegen de vervolgingen door de antichrist en zijn legers.
Wat daarna zal gebeuren lezen we in Openb. 19:19 t/m 20:3: “En ik zag het beest en de koningen der aarde en hun legerscharen verzameld om de oorlog te voeren tegen Hem, die op het paard zat, en tegen zijn leger. En het beest werd gegrepen en met hem de valse profeet, die de tekenen voor zijn ogen gedaan had, waardoor hij hen verleidde, die het merkteken van het beest ontvangen hadden en die zijn beeld aanbaden; levend werden zij beiden geworpen in de poel des vuurs, die van zwavel brandt. En de overigen werden gedood met het zwaard, dat kwam uit de mond van Hem, die op het paard zat; en al de vogels werden verzadigd van hun vlees. En ik zag een engel nederdalen uit de hemel met de sleutel des afgronds en een grote keten in zijn hand; en hij greep de draak, de oude slang, dat is de duivel en de satan, en hij bond hem duizend jaren, en hij wierp hem in de afgrond en sloot en verzegelde die boven hem, opdat hij de volkeren niet meer zou verleiden, voordat de duizend jaren voleindigd waren; daarna moest hij voor een korte tijd worden losgelaten”.
We leven nu in een tijd waarin dankzij het Internet veel informatie gemakkelijk bereikbaar is. Dat brengt
onvermijdelijk met zich mee dat al snel te veel informatie te gemakkelijk te vinden is. Één van de gevolgen
daarvan is dat de aandacht te vaak en te lang wordt opgeslokt door (min of meer) nuttige informatie waarvan wordt
beweerd dat het belangrijk is om te weten omdat het alles met de eindtijd te maken zou hebben. En inderdaad: temidden
van de onvermijdelijke leuterverhalen van een leger “deskundigen” die zichzelf hebben aangesteld als
“eindtijdprofeten” is er ook veel informatie voorhanden die ons (meer) inzicht geeft in de (komende)
gebeurtenissen. Maar zoals ik al stelde is door deze stortvloed aan “eindtijdprofetieën” de verleiding
groot om veel te veel de aandacht op te laten slokken door wat de satan allemaal uitspookt en waartoe hij allemaal in
staat is, gebruikmakend van wetteloze mensen die zich in hun vijandschap tegenover het evangelie van Jezus Christus
inzetten om dat evangelie én de verkondigers ervan van de aardbodem te kunnen wegvagen.
Door de talrijke websites waarop aan bijvoorbeeld de “nieuwe wereldorde” overvloedig aandacht wordt besteed
kan men zich in wanhoop af gaan vragen of het met deze wereld ooit nog wel goed komt. En daarom doen wij er beter aan
om al deze onheilstijdingen slechts voor kennisgeving aan te nemen en ze verder te laten voor wat ze zijn, terwijl we
ons verdiepen in Gods reddingsplan. Het is verder tekenend dat er bij al die aandacht voor de voortsnellende
wetteloosheid zo veel minder is te vinden over de rol en de opdracht van Jezus' discipelen in de eindtijd, zoals die
hierboven zijn beschreven. We worden daarentegen wel doodgegooid met sterke verhalen over een Israël dat allang
geen Israël meer is en dat voor het Koninkrijk Gods geen enkele waarde meer heeft. Dus ook binnen het christendom
vergaapt men zich liever massaal aan de macht van de satan en van zijn handlangers dan dat men gehoorzaam is aan Jezus'
opdracht om alle volken te onderwijzen in Zijn Naam. Dit laatste is uitgerekend de sleutel tot de ondergang van het
rijk van de satan en dus ook tot de ondergang van die zogenaamde “nieuwe wereldorde”. Geen wonder dat de
satan zich nerveus inspant om de aandacht van Gods kinderen daarvan af te leiden. Wie de zendingsopdracht van Jezus uit
het oog verliest en zich blijft vergapen aan de groeiende macht van de mens der wetteloosheid loopt het gevaar bij die
grote domme massa ingelijfd te worden waarvan we in Openb. 13:3-4 al lazen: “En (ik zag)
een van zijn koppen als ten dode gewond, en zijn dodelijke wond genas; en de gehele aarde ging het beest met
verbazing achterna, en zij aanbaden de draak, omdat hij aan het beest de macht gegeven had, en zij aanbaden het
beest, zeggende: Wie is aan het beest gelijk? en: Wie kan er oorlog tegen voeren?” Merk op dat achter deze
laatste vraag de overtuiging schuilgaat dat: “het toch geen enkele zin heeft om er oorlog tegen te voeren want
dit beest is onoverwinnelijk”. Dit is nu precies de apathische houding die de satan probeert te bewerken bij al
die kinderen Gods die beter zouden moeten weten.
Niet voor niets benadrukte de apostel Paulus in Col. 3:1-3: “Indien gij
dan met Christus opgewekt zijt, zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, gezeten aan de rechterhand
Gods. Bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn. Want gij zijt gestorven en uw leven is
verborgen met Christus in God”.
Als wij in gehoorzaamheid aan het evangelie doen wat Jezus van ons vraagt zullen alle onheilstijdingen over een
“nieuwe wereldorde” ons niet meer raken maar dan zijn het de dingen van Gods Koninkrijk die onze gedachten
vullen. Dan is onze schat boven waar ook Christus is want: waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.