Oud worden is gevaarlijk in deze wereld. De moderne wegwerpmaatschappij doet steeds meer moeite om de “economisch
niet actieve” ouden van dagen zo snel mogelijk op te ruimen. In de jaren '40 van de vorige eeuw had men er nog
een wereldoorlog voor nodig om de zwakken in onze samenleving uit te kunnen roeien. Die oorlog verschuilt zich nu achter
de witte jassen van de “koningen van de gezondheidszorg”, al kunnen we beter spreken van de massamoordenaars
van de “gezondheidszorg”. In de afgelopen paar jaar heb ik de bewijzen van deze massamoord van zeer dichtbij
moeten aanschouwen. Mijn eigen vader verbleef sinds een aantal jaren in een verpleegtehuis waar hij aanvankelijk vrij
goed werd verzorgd. Ik bezocht hem daar iedere avond en stelde vast dat hij nog voldoende aandacht en zorg kreeg. Totdat
hij in oktober 2011 werd overgeplaatst naar een andere afdeling. Daar begon de ellende pas goed. Omdat hij destijds
zelf in de gezondheidszorg heeft gewerkt wist hij (als insider) ons in de jaren '70 van de vorige eeuw al te vertellen
dat er in ons land jaarlijks heel wat ouden van dagen heimelijk opgeruimd worden. Gebruikmakend van o.a. het beruchte
morfinespuitje. Al de euthanasiewetten die sindsdien door het geboefte in Den Haag in elkaar zijn geslingerd dienen
daarbij slechts als rookgordijn om deze misdaad te verhullen en om de schurkenstaat Nederland voor het oog van
de wereld tenminste nog een humaan gezicht te geven. De genoemde massamoord gaat echter gewoon door. Het wrange aan
dit alles was dat onze vader destijds waarschuwde voor een situatie waar hij nu zelf in was terechtgekomen.
Nadat onze vader was overgeplaatst naar een andere afdeling, die wij (de kinderen) al snel de opruimafdeling
gingen noemen, liep hij helaas een longontsteking op. De details van de lijdensweg die daarop volgde laat ik maar achterwege.
Wat mij van die afdeling altijd zal bijblijven is het extreem vijandige klimaat. Dat hing daar overal in de lucht. Alsof
de boze geesten mij vanuit iedere hoek, kamer en gang toeschreeuwden dat ik daar niets had te zoeken omdat dit hun
terrein was. En dat laatste was beslist het geval, zo ontdekten wij.
Nadat hij driemaal door (opzettelijke) uitdroging op het randje van de dood balanceerde én nadat wij driemaal op
ons verzoek een gesprek met de leiding van het verpleeghuis hadden was voor ons de maat vol. Het overkwam me zelfs dat
ik, zoals gewoonlijk, 's avonds bij mijn vader de kamer binnenliep waar hij lag uit te drogen toen een dienstdoende
verpleegmiep (die kennelijk geen betere baan kon vinden om haar hypotheek af te kunnen betalen) mij uitdrukkelijk verbood
om mijn pa water te geven. De verpleeghuisarts had haar namelijk bevolen om daar op toe te zien. Terwijl de arme man
alle kenmerken van een ernstige uitdroging vertoonde. Ik had uiteraard geen enkele boodschap aan dit doodvonnis
en heb de arme man zo goed en zo kwaad als het ging lepel voor lepel water gegeven. Dat heeft hem in leven gehouden.
Het was te verwachten dat ik als reactie op dit opruim-beleid ziedend was op de verantwoordelijke ratten.
Als ik door Gods genade en door de kracht van Zijn Heilige Geest in de loop der jaren niet zo veel zelfbeheersing
zou hebben geleerd had ik, puur vanuit het vlees reagerend, die verpleegmiep wel aan de muur kunnen vastspijkeren. En
de verantwoordelijke arts ernaast. Met hele lange spijkers. Omdat ik echter weet dat dit niet de weg is die wij hebben
te gaan heb ik deze loeders dit bloederige lot dus maar bespaard. Bovendien leert de bijbel ons in Rom.
12:19: “Wreekt uzelf niet, geliefden, maar laat plaats voor de toorn, want er staat geschreven: Mij
komt de wraak toe, Ik zal het vergelden, spreekt de Here.” En daar zullen ze achter komen. Want de Hemelse
Rechter laat niet met zich spotten.
Daar komt nog eens bij dat deze misdadigers zich schuldig hebben gemaakt aan de opzettelijke verwaarlozing van
een dienstknecht van God. En daar krijgen ze gegarandeerd gedonder mee. David wist (toen hij zelf nog geen koning was)
dat hij met God zelf te maken zou krijgen als hij koning Saul kwaad zou doen, zoals blijkt in 1 Samuël
24:7: “De Here beware mij ervoor, dat ik aan mijn heer, aan de gezalfde des Heren, dit zou doen,
dat ik mijn hand aan hem zou slaan want hij is de gezalfde des Heren.”
In september 2012, na tien maanden ellende, hebben wij onze vader uit die hel weggehaald en heb ik hem zelf bij mij
thuis tot aan zijn overlijden, negen maanden later, verpleegd. Gelukkig wel met de hulp van de thuiszorg maar verreweg
de meeste zorg kwam toch wel op mijn eigen schouders neer. Eenmaal thuis kwamen wij erachter dat hij zeer ernstige doorligwonden
aan zijn voeten had. Mede dankzij een intensieve behandeling door de thuiszorg en de huisarts genazen die echter wonderlijk
snel. Het feit dat de hoeders van de gezondheidszorg (of was het nou loeders......) geen moeite meer hadden
gedaan om daar werk van te maken was voor ons een aanwijzing dat onze pa al op de lijst stond om zeer spoedig opgeruimd
te worden!!
Tot verbazing en verrassing van iedereen zagen wij onze pa na thuiskomst in korte tijd weer opleven en herkenden wij
onze oude pa weer zoals wij hem altijd hadden gekend. Hij begon zelfs weer grapjes te maken nadat hij aanvankelijk nog
als een zombie in bed lag. We hebben ook samen nog vaak grapjes gemaakt en herinneringen opgehaald en het was aan hem
te zien dat hij genoot van de aandacht en de zorg. Al was het uiteindelijk wel tegen een hoge prijs. Omdat ik namelijk
als alleenstaande de meeste zorg zelf moest leveren kwam de nachtrust in het gedrang. Inclusief het vele werk dat gedaan
moest worden (verschonen, de was draaien, eten geven enz. enz.) was het een langdurige slijtageslag. Overdag tijdens
mijn werk kon het gebeuren dat als ik maar even ging zitten, ik al snel in slaap viel. Omdat men van de thuissituatie
op de hoogte was had men daar begrip voor. Een collega vroeg me echter eens of ik het allemaal nog wel kon volhouden
waarop ik strijdlustig antwoordde: “Ik ga net zolang door tot één van ons beiden er dood bij neervalt.”
Uiteraard hoopte ik en ging ik er van uit dat onze pa nog een paar jaar bij ons zou blijven.
Het liep anders. Eerder dan verwacht maar na een gelukkige tijd bij mij thuis te hebben gehad overleed hij in juni 2013 aan het begin van de avond. Hij zat in zijn gemakkelijke stoel en ik zat er op de knieën naast toen hij de geest gaf. Nadat de begrafenisondernemer zijn levenloze lichaam had opgehaald stond zijn bed in de woonkamer erg leeg te staan. Na al die intensieve zorg en na alle tijd en energie die ik aan mijn vader had besteed stond ik alleen naast zijn lege bed. Een gevoel van totale eenzaamheid overviel mij. Ik miste onze pa ontzettend. Starend naar het lege bed kreeg ik de ingeving om mijn gedachten in een gedicht vast te leggen. Een dichter ben ik niet en ik heb dus maar weinig ervaring in het dichten. Zodoende bad ik maar om inspiratie en hulp van boven. Het resultaat is tijdens de uitvaartdienst door een van mijn neefjes voorgelezen. Tot mijn verbazing was een ieder die het gedicht hoorde of las onder de indruk. Ik heb het ten slotte gemaakt ter nagedachtenis aan onze vader, die wij net op tijd uit de klauwen van de “gezondheidszorg” hadden losgerukt. Ondanks het vele werk en de weinige rust ben ik nog altijd blij en dankbaar voor de zorg en de aandacht die ik hem heb mogen geven tijdens zijn laatste maanden hier op aarde.
Tijdens de voorbereidingen van de begrafenisdienst werd mij gevraagd of ik een bijbeltekst/gedeelte kende waarmee
het leven van onze vader samengevat kon worden. Ik kon daar niet zo gauw een antwoord op vinden en bad dus maar om wijsheid.
En opeens kreeg ik Paulus' woorden in gedachten uit 2 Tim. 4:7-8, waar we lezen: “Ik
heb de goede strijd gestreden, ik heb mijn loop ten einde gebracht, ik heb het geloof behouden; voorts ligt voor
mij gereed de krans der rechtvaardigheid, welke te dien dage de Here, de rechtvaardige rechter, mij zal geven, doch
niet alleen mij maar ook allen, die zijn verschijning hebben liefgehad.” Na een leven van veel strijd en tegenstand,
iets dat onvermijdelijk is wanneer je in dienst staat van het evangelie, gaven deze woorden van Paulus het leven van
onze vader bijzonder treffend weer. We hebben deze woorden dan ook op de rouwkaart
laten plaatsen.
En ik heb ze in mijn gedicht gebruikt. Om het hele verhaal af te ronden, dit is 'm geworden:
Het lege bed. Het laatste bed van mijn pa staat daar nu leeg te staan een stilte liet zijn heengaan mij na het geluid van zijn adem is vergaan. Het laatste bed van mijn vader is nu zo verschrikkelijk leeg toch roept het telkens weer: “Treed nader want zijn heengaan brengt een ommekeer teweeg.” Zie de lege plek: hier ging hij door de nacht zij getuigt van Zijn Heiland's sterven want ook die riep ooit: “Het is volbracht!” zodat wij niet Gods heerlijkheid hoeven te derven. Vader's laatste bed staat nu verlaten zoals destijds het graf van onze Heer dat riep: “God heeft u niet alleen gelaten” dat door zijn leegte getuigde van een ommekeer. Nu sta ik naast het bed, onze pa is weg na een leven waarin veel is geleden klinkt van ver zijn stem: “Hoor, wat ik zeg. Ik heb de goede strijd gestreden!” |
Kees Timmer. |